Kringleider; Linde
Datum; 28 oktober
Kalenders; Alperen
1. Lilith; heel blij
Ik weet niet meer wat ik wou vertellen…
2. Ferre; heel blij
Ik heb mijn ridderkostuum aan.
Luciano; Wooow, dat is knap!
Max; Dat is voor het herfstfeest hé, bij Liesbeth!
3. Jolien; blij
Ik heb een winkeltje bij mijn thuis met eten en een kassa en een donuts.
Mara; Ik heb ook zo een winkeltje thuis.
Jolien; Mijn is groter…
Mara; Ja, dat is waar…!
4. Axl; heel blij
Ik heb montstertrucks bij.
Max; Dat is niet waar, het zijn bigfoods.
Lilith; Mijn broer speelt altijd op de computer bij mijn oma en opa monstertrucks… want die speelt dat graag. Je moet op een pijltje drukken en dan gaat die vooruit, achteruit, links, of rechts!
(voordoen met de handen- vooruit, achteruit, links of rechts)
5. Tibo; heel blij
Ik heb een portefuille bij en daar zitten kaarten in maar ik heb die van opa gekregen… en daar zitten ook centen in!
Wij tellen de echte centen… 3 centen!
Ferre; Ik heb ook zo een portemone maar daar zitten meer centen in!
6. Aurélie; heel blij
Ik ben naar de Ikea geweest.
Lilith; naar wat?
Jada; dat is een soort winkel waar je bedden kunt kopen en matrassen, lakens en kussens…
Linde; hoe weet jij dat?
Jada; ik ben daar eens geweest!
Aurélie; Dat was met mijn mama en papa..
7. Luciano; blij
Ik ging gisteren zwemmen…
8. Liv; blij
Ik heb een boek bij… en wat er aan de kant staat dat moet je zoeken op de prent!
Max; Maar wij kunnen toch nog niet lezen.
(Het zijn prentjes om te zoeken - geen woorden)
9. Zoé; blij
Wij tellen en benoemen wat er in haar kistje zit! (één is een borstel, twee is een spiegel, drie is een...)
10. Ingmar; blij
11. Jada; blij
12. Sibbe; blij
13. Mara; blij
14. Tess; blij
15. Yorben; blij
16. Alperen; heel blij
17. Max; spuer blij
18. Helmer; super blij
19. Hasan; super blij
20. Haticé; blij
21. Lars; blij
22. Linde; blij
23. Bahar; blij