zondag 21 oktober 2012

Een kijkje in de klas; Praatronde 19 oktober

Verslag praatronde 19 oktober 2012 opgemaakt door Naomi.




Kalender: Ilias

Weerman: Husuyn

Kringleider: Charlotte



1. Geike; blij

Ik heb een pennenzak en hier zitten kleurpotloden in en een slijper. En je kan daar mee tekenen, en ik heb maar 1 blad bij. En ik ga dat in de klas doen want ik ben dat vergeten.

Sari: als het blad vol is moet je er een beetje naast tekenen, een kadertje.

2. Sari; blij

Ik heb een klein poesje bij.

Mathieu: Zo mini

Dat blijft niet goed staan op de mat. Omdat die geen grote pootjes heeft.

Mathieu: Ik heb een kat en die eet brokjes en drinkt water. Dat is een echte.



3. Luciano; blij

Ik heb een boekje bij, en daar mogen maar 2 kindjes bij.

Ik heb een cirkeltje getrokken rond wat ik graag wil. Er zijn ook dingen voor meisjes.

Geike: Daar zijn ook dingen voor baby’s.

(Sinterklaasboekje wordt in de hoeken gelegd)



4. Mathieu; blij

Ik heb een speelgoedje. Dit is mijn smurfie, een slechte tijger van Kung Fu panda.

Luciano: Je mag maar over 1 ding tegelijk vertellen, tenzij ze bij elkaar horen.

Sari: Als dat een echte smurf is, als daar een knopje op is, dan maakt die geluid.

Luciano: Ik heb dezelfde van mijn bompa gekregen.

(veel ik ook)



5. Rik; blij

Ik heb 2 auto’s bij. Die zitten wel in mijn zak.

Die is van cars, en de andere is een witte.

Sari: Je kan met die auto’ op de mat spelen.

Rik: ze kunnen niet rijden op de mat. Omdat ze van glas zijn gemaakt. Deze is van mij en deze van kleine Jef.



6. Sheilla; blij

Ik heb Mickey Mouse bij. Hij is van Stien. Ik heb thuis een grote mickey mouse.



7. Eva; blij

Ik heb thuis veel speldjes en een lolly gekregen.

Mathieu: Ik lekstokken van lolly’s bij mijn peter.

Jef: Een lolly is heel groot.



8. Kahn: Blij

Ik heb een auto bij. Die kan geluid maken.

Ik heb bij mijn peter, ook zo een auto denk ik.

9. Stien; blij

Ik heb Mickey Mouse bij. Als ik die loslaat, kan die blijven zitten.

Sari: Als die niet meer zit, kun je die dan op je hoofd laten.

Alleen als ik die vasthoud, anders valt hij van je hoofd.



10. Louis; blij

Ik heb iets bij. Een zeepaardje. En dat wou ik hier bij de vissenkom zetten. Zo denken de vissen dat ze in de zee zitten.

(Afspraken over vis worden herhaald)



11. Jef; heel blij

Ik heb een beyblade. Dat is geen gewone, die heeft geen top.

Ingmar; kan je daar mee draaien?



12. Lieselot; heel blij

Ik vond het gisteren heel leuk in het Diesters aqurium.

We gaan straks de samen met Naomi de foto’s van de iPad’s op de computer zetten.



13. Gustaaf; blij

Ik heb een verrekijker bij. Er door kijken.

Helmer: Ik heb ook zo een, maar dan in een andere kleur.

Louis: We hebben er ook zo een maar met alle kleuren van mijn regenjas.

Mathieu: Toen we bij An zatten had ik er ook zo een, maar die was groter.

Lars: ik heb dezelfde verrekijker en hetzelfde zakje.



14. Helmer; blij

Ik ben naar de kapper geweest, en ik wou stekelhaar. Maar dat valt soms naar beneden en dan moet je dat terug naar boven doen.

Sari: als je langer haar wil, moet je veel naar de kapper gaan.



15. Zorn; blij

16. Lars; blij

17. Ingmar; blij

18. Illias; gewoon



19. Charlotte; blij

Ik heb een hondje bij. Je kan zo doen (loopt met het hondje rond de tafel)

Rik: Ik heb ook zo een.

Die kan ook zo blijven staan.

Mathieu: toen we bij an zaten hadden we ook zo een.

Eva: Zijn daar knopjes bij.

Geike: Die lijkt een beetje op een clown.

Luciano: ik heb een kleine en een grote. En hoe noemt die?

Die heeft geen naam.